Door inlevering mutatieformulier en keuzeformulier beleggingen stemde werknemer in met wijziging eindloonregeling in beschikbare premieregeling.
Datum: 21 december 2023
Leestijd zeven minuten
Werkgever wijzigt eindloonregeling in beschikbare premieregeling. Werknemer levert mutatie- en ondertekend keuzeformulier beleggingen in bij werkgever. Daarmee is genoegzaam komen vast te staan dat de werknemer heeft ingestemd met de wijziging.
Van eindloon naar middelloon
X was vanaf 1990 in dienst bij (een rechtsvoorganger van) Y BV. Hij nam deel aan de bij een pensioenverzekeraar ondergebrachte eindloonregeling. Y BV ging op 1 juli 2001 over op een beschikbare premieregeling. Op 1 oktober 2001 is er een waardeoverdracht van het in de eindloonregeling opgebouwde kapitaal naar de beschikbare premieregeling. Volgens X is sprake van een eenzijdige wijziging waardoor hij schade lijdt. De uitkering uit hoofde van de beschikbare premieregeling is namelijk niet gegarandeerd en het rente- en beleggingsrisico liggen bij hem. Bij de eindloonregeling is wel sprake van een gegarandeerde uitkering en liggen deze risico’s bij de werkgever dan wel de pensioenverzekeraar. Over deze risico’s is X volgens hem niet geïnformeerd en hij is er ook niet tegen gewaarschuwd.
De kantonrechter Den Haag wijst de vordering van X af omdat deze is verjaard. Volgens de kantonrechter verkreeg X in ieder geval medio 2010 voldoende zekerheid over de door hem in 2022 gestelde geleden schade en de volgens hem aansprakelijke persoon. Dat betekent dat de vorderingen van X medio 2015 zijn verjaard.
Gerechtshof gaat wel inhoudelijk in op eis, maar wijst deze af
X tekent hoger beroep aan bij het Gerechtshof Den Haag. Daarbij wijzigt hij zijn eis. X stelt dat Y BV de pensioenregeling zonder zijn (uitdrukkelijke) instemming heeft beëindigd dan wel gewijzigd. Volgens hem is sprake van een eenzijdige wijziging, waarbij Y BV is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de pensioenovereenkomst en is zij niet opgetreden als goed werkgever.
Het Hof concludeert dat doordat X, blijkens een door Y BV overgelegd Excel-bestand, het mutatieformulier en het door hem ondertekende keuzeformulier beleggingsverzekering inleverde bij Y BV, genoegzaam is komen vast te staan dat X instemde met de wijziging van de pensioenregeling.
X stelt daarnaast dat Y BV hem niet naar behoren informeerde over en waarschuwde voor de mogelijke gevolgen en de risico’s van de overgang naar de nieuwe pensioenregeling respectievelijk de waardeoverdracht. Daarom kon X volgens hem de keuze voor de beëindiging van de eindloonregeling en de waardeoverdracht niet goed geïnformeerd maken. Y BV brengt daar tegenin dat de werknemers destijds uitgebreid zijn geïnformeerd over de wijziging van de pensioenregeling. Zij moesten apart een keuze maken voor een beleggingsprofiel alsmede de hoogte van de af te dragen premies. De voorgestelde wijziging is via diverse kanalen gecommuniceerd. Iedereen kreeg een persoonlijke brief met uitleg en informatie over de consequenties van de voorgestelde wijziging. Daarnaast vond er een personeelsbijeenkomst plaats en werden alle medewerkers uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek.
X verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat het hem niet helder was wat de impact was van het meegaan in de wijziging. Het staat hem niet meer bij of gezegd is dat men niet over hoefde te gaan. Het ging volgens hem vooral om het sentiment. Hij geeft aan wel informatie te hebben gekregen over keuzeprofielen en beleggingen. Of er ter zake van de waardeoverdracht is gesproken over de inbreng is hem niet bekend. “Ik dacht er niet zo over na en ging in het sentiment mee”.
Het Hof velt hierover een genadeloos oordeel. Uit deze passage rijst het beeld van X als een werknemer die destijds geen belangstelling aan de dag legde voor het onderwerp pensioen. Dit draagt volgens het Hof niet bij aan de overtuigende kracht van zijn stellingen in dit geding. Een en ander doet ook vermoeden dat X de hem geboden verdere mogelijkheden om voorlichting te krijgen (zowel collectief als individueel) eenvoudigweg aan zich voorbij heeft laten gaan. Daarbij is het volgens het Hof niet van belang dat de bijeenkomsten niet verplicht waren en dat niet werd gecontroleerd of alle werknemers deze hadden bijgewoond. Het gaat erom of Y BV is tekortgeschoten in haar zorgplicht. Op basis van een tweetal aan de werknemers verzonden brieven en het keuzeformulier beleggingsverzekering kan het X naar het oordeel van het Hof niet zijn ontgaan dat de hoogte van het pensioenkapitaal niet meer werd gegarandeerd, dat de nieuwe regeling was gebaseerd op een beleggingsverzekering en dat de resultaten daarvan tevoren niet vastlagen.
Het Hof bekrachtigt dan ook het vonnis van de Rechtbank.
Commentaar
X is , zoals het Hof het formuleerde, zeker niet de enige “werknemer die geen belangstelling aan de dag legt voor het onderwerp pensioen”. Er zijn er (veel) meer die de door werkgevers en pensioenuitvoerders verstrekte informatie - in het beste geval - (vrijwel) ongelezen archiveren, of – in het slechtste geval – ongelezen weggooien. Dat breekt X nu lelijk op. De werkgever tuigde een behoorlijk informatie en communicatie traject op, waarvan X niet of nauwelijks gebruik maakte. Hij stuurde echter wel de gevraagde mutatie- en keuzeformulieren op en stemde daarmee in met de wijziging van de pensioenregeling.
Opvallend is dat het Hof in deze uitspraak de wijziging van de regeling en de waardeoverdracht op dezelfde manier benadert en behandelt. Het belang van de werkgever bij de wijziging van de eindloonregeling ligt hoogstwaarschijnlijk in de met dergelijke regelingen gepaard gaande kosten. Dat is een legitiem belang. Maar voor wat betreft de in de eindloonregeling opgebouwde aanspraken, geldt dat niet. Die zijn immers volledig afgefinancierd. Het belang van de werkgever bij de waardeoverdracht wordt mij uit deze uitspraak niet duidelijk. Vergelijk bijvoorbeeld Hof Den Haag, 16 februari 2016 (ECLI:NL:GHDHA:2016:231). Ook daarin was sprake van een wijziging van een eindloonregeling in een beschikbare premieregeling. Het Hof maakte daarbij een onderscheid tussen enerzijds de wijziging van de regeling voor de toekomst en anderzijds de waardeoverdracht over het verleden.
De werkgever was volgens het Hof in de gegeven omstandigheden niet gehouden tot het (doen) verstrekken van meer of andere inlichtingen over de nieuwe pensioenregeling dan zij had gedaan. In het bijzonder behoefde de werkgever niet te waarschuwen voor het verschil tussen de bestaande gegarandeerde pensioenuitkering en de in te voeren beschikbare premieregeling, waarbij de pensioenuitkering afhankelijk zou worden van beleggingsresultaat, gemiddelde levensverwachting en rekenrente per datum pensioen en de daaraan verbonden risico’s. De werkgever mocht de werknemer daarmee gezien de verstrekte informatie genoegzaam bekend veronderstellen, dan wel mocht zij hen in staat achten zelf door te vragen en/of onderzoek te doen naar de aard van de voorgestelde pensioenregeling (r.o. 13).
Ten aanzien van de inbreng van de waarde van het ten tijde van de overgang naar de nieuwe pensioenregeling reeds opgebouwde pensioenkapitaal onder de eindloonregeling was het Hof echter van oordeel dat op dat punt van de werkgever als goed werkgever gevergd had kunnen worden dat de werknemers waarschuwde dat zij hiermee een (te) groot risico namen. Het ging hier volgens het Hof om reeds gedurende vele jaren opgebouwde, gegarandeerde pensioenaanspraken, die door de waardeoverdracht kwamen bloot te staan aan de eerder genoemde risico’s. Door ook dit reeds opgebouwde, gegarandeerde pensioen in de nieuwe regeling onder te brengen, zetten de werknemers hun volledige pensioen op het spel, niet alleen hun toekomstige pensioenopbouw. Ook al moesten de werknemers (assistent-accountants) geacht worden dit te hebben begrepen en geweten, toch gold volgens het Hof voor de werkgever de plicht om zijn werknemers te beschermen tegen eventuele lichtvaardigheid en ondoordachtheid door hen erop te wijzen dat hiermee ten aanzien van zijn pensioen elke spreiding / beperking van risico werd verlaten. Daarbij speelde mee dat de reden voor de werkgever om af te willen stappen van de eindloonregeling (onbetaalbaarheid daarvan op termijn) niet, althans in mindere mate opging voor de waarde inbreng van het reeds opgebouwde pensioen (r.o. 15).
In deze zaak maakt het Hof deze nuancering in de mate van zorgplicht voor de werkgever niet en stelt zelfs; “Met de inbreng van de waarde van het reeds opgebouwde pensioenkapitaal in de nieuwe regeling zou het reeds opgebouwde weliswaar ook bloot komen te staan aan beleggingsrisico, maar er bestond – zeker in 2001 – geen grond voor enige verplichting van Y BV om X daar expliciet negatief over te adviseren”. Waarom dat, zoals in de hiervoor genoemde zaak bij hetzelfde Hof twee jaar eerder (in 1999) wel het geval was, blijft onduidelijk.
Auteur: Herman Kappelle.
Bron: Hof Den Haag, 12 december 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2323
Dit bericht is opgesteld naar de stand van zaken op 21 december 2023
Samenvatting:
Werkgever wijzigt eindloonregeling in beschikbare premieregeling. Werknemer levert mutatie- en ondertekend keuzeformulier beleggingen in bij werkgever. Daarmee is genoegzaam komen vast te staan dat de werknemer heeft ingestemd met de wijziging.