In eigen voet

Leestijd vijf minuten

Vooropgesteld en ter voorkoming van ieder misverstand. Ik heb NSC-Tweede Kamerlid Agnes Joseph hoog zitten. Ze is absoluut deskundig en weet waar ze het over heeft. In haar verzekeraarsverleden kwamen we elkaar regelmatig tegen en dat was altijd heel plezierig. In het door haar onlangs gepubliceerde visiedocument “Werken aan een toekomstbestendig pensioen” zegt ze een aantal zinnige dingen, waar ik het van harte mee eens ben. Dat is echter niet het geval bij het door haar ingediende amendement inzake het collectief instemmingsrecht bij invaren. Alle goede bedoelingen (want daar twijfel ik niet aan) ten spijt schiet zij zich hiermee volgens mij in haar eigen voet. Een dermate grote wijziging in dit stadium van het transitieproces leidt tot chaos, uitstel en hoge kosten. Het zou mij dan ook niet verbazen dat het kabinet, mocht het amendement op een meerderheid kunnen rekenen, het wetsvoorstel dat Joseph als vehikel gebruikt voor haar amendement, intrekt. En daarmee schiet Agnes in haar eigen voet. Zonder wetsvoorstel geen amendement en terug bij af. Maar ook, zonder wetsvoorstel geen verlenging van de transitieperiode tot 1 januari 2028 en (dus) nog meer druk op de sociale partners en de uitvoerders. En is het op deze wijze gebruik maken van het recht van amendement in overeenstemming met punt 1 (goed bestuur) van de 10 belangrijke dingen die NSC wil? Het gaat mij dan ook op dit moment meer om het proces dan om de inhoud. Al vind ik daar ook wel wat van.

Zoals ik aangaf, bevat het visiedocument zeker interessante suggesties. Haar aanbevelingen voor betere communicatie onderschrijf ik ten volle. Ook haar aanbeveling om (bijna) gepensioneerden in de solidaire regeling na invaren de keuze voor een vaste of variabele uitkering te geven, net zoals reeds gepensioneerden in de flexibele regeling die keuze ook al krijgen, kan op mijn warme sympathie rekenen. Meer moeite heb ik met de wijze waarop Joseph het collectief instemmingsrecht vorm geeft. Als ik het allemaal goed lees, beoogt zij een systeem waarin pensioenfondsen alleen bevoegd zijn in te varen na voorafgaande goedkeuring van deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Deze goedkeuring komt er alleen als een meerderheid van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden die hebben gereageerd instemmen met het invaren. Een opt in dus.

Vereiste daarbij is dat ten minste 30% van alle bij de collectieve waardeoverdracht betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden reageren. Ik lees dit als een dubbele eis; een pensioenfonds mag pas invaren als i) ten minste 30% van de betrokkenen reageert en ii) daarvan ten minste de helft plus één aangeeft daartegen geen bezwaar te hebben. Als minder dan 30% reageert, is het invaren dus sowieso van de baan. Als ten minste 30% reageert, kan een minderheid van 15,1% van alle betrokkenen het invaren tegenhouden. Er mag alleen worden ingevaren mits er op deze wijze instemming is. Als je dan voor een collectief instemmingsrecht wilt gaan, lijkt me beter dat er in beginsel wordt ingevaren tenzij er geen instemming is. Een opt out dus.

Niet invaren heeft grote (uitvoeringstechnische en administratieve) consequenties. Pensioenuitvoerders moeten twee regelingen naast elkaar uitvoeren, eentje onder het FTK en eentje onder de Wtp. Op zich kan dat natuurlijk, maar de FTK-regeling waarin niet verder wordt opgebouwd, heeft een zeer beperkt indexatiepotentieel. En in de Wtp-regeling is er door het wegvallen van de ‘dubbele transitie’ geen financiële ruimte om zittende deelnemers te compenseren voor het afschaffen van de doorsneepremie. Joseph citeert de Tilburgse hoogleraar Bas Werker (die ik overigens ook hoog heb zitten) die stelt dat er met of zonder invaren precies evenveel vermogen beschikbaar blijft. Daarom kan volgens hem deze compensatie ook binnen het FTK door het toekennen van extra aanspraken aan de getroffen deelnemers. Met alle respect, dit lijkt me een denkfout. De door het afschaffen van de doorsnee premie  ‘getroffen deelnemers’ zitten niet in de FTK-regeling, maar in de Wtp-regeling. Het daarin op basis van een degressieve opbouw te realiseren pensioen is voor ouderen minder dan in de oude regeling. Compensatie zal dan ook in de Wtp-regeling moeten plaatsvinden.   

Tenslotte nog een persoonlijke hartenkreet. In het nieuwe stelsel worden de uitkeringen variabel. Dat is waar. Maar het is niet zo dat, zoals telkens wordt geframed, in het oude stelsel de uitkeringen vast zijn. Ook in het huidige stelsel kunnen pensioenfondsen de uitkeringen verlagen als hun financiële situatie daartoe aanleiding geeft. We weten inmiddels dat dit geen theoretische mogelijkheid is. ‘Vast’ in het oude stelsel betekent een zekerheid van 97,5% dat het pensioenfonds de toegezegde uitkering ook daadwerkelijk waarmaakt. We weten inmiddels ook dat zekerheid geld kost. Bij het tot stand komen van het pensioenakkoord spraken sociale partners af dat enerzijds het ambitieniveau niet naar beneden zou gaan en anderzijds de kosten niet omhoog. Dan blijft er nog maar één knop over om aan te draaien en dat is de mate van zekerheid. Die is in de Wtp minder dan in het oude stelsel, dan kan en wil ik niet ontkennen. Maar daardoor zijn er veel lagere buffers nodig en is er dus meer premiegeld beschikbaar om met wat meer risico te beleggen, hetgeen naar verwachting op de lange termijn een beter rendement oplevert. Op de korte termijn kan inderdaad in enig jaar sprake zijn van een lagere uitkering, maar het is niet zoals in het casino dat het zwart of rood is en alles of niks. Agnes Joseph stelde in een opiniestuk in het FD op 19 maart 2024 dat we “allemaal weten dat mensen liever het vertrouwen van een vast inkomen hebben”. Zoals ik in mijn blog “Gratis lunch” aangaf, is dit maar het halve verhaal. Als we het dan toch over betere communicatie hebben, moet je hierbij aangeven wat een vaste uitkering kost ten opzichte van de variabele. Een vaste uitkering is, door de kosten van de 97,5% garantie, in eerste instantie lager dan een variabele. Als we echt transparant willen zijn, moeten we het Wtp-regime vergelijken met het FTK-regime. En dus ook aangeven wat inflatie doet bij een FTK-uitkering. De aanbeveling van Joseph om het mogelijk te maken de rekenrente daadwerkelijk te baseren op de in de markt waargenomen inflatie, is naar mijn mening een slecht idee en een redelijk doorzichtige poging om de rekenrentediscussie weer nieuw leven in te blazen. Laten we daar nu eens mee ophouden.

23012025