Open deur 

Leestijd 3,5 minuut

Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst heeft een van de beste en meest toegankelijke sites op pensioengebied. Bij mijn studenten beveel ik deze dan ook tijdens mijn colleges van harte aan. Onderdeel van de site zijn doorgaans zeer nuttige en verhelderende vragen en antwoorden (V&A’s). Gisteren plaatste het CAP V&A 23-015 waarin het ingaat op de vraag of de hoogte van het partnerpensioen bij overlijden voor de pensioendatum mag worden uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag. Met het uiteraard bevestigende antwoord trapt het CAP niet alleen een enorme open deur in, maar zorgt het ook voor onrust en onzekerheid in de markt omdat het niet ingaat op mogelijk andere, niet fiscale, belemmeringen zoals het verbod op leeftijdsonderscheid.

Het CAP geeft op zijn site nadrukkelijk (terecht) aan dat toetsing van civielrechtelijke wet- en regelgeving op het terrein van arbeidsrecht niet een taak is van de Belastingdienst. In de V&A’s houdt het CAP in het algemeen geen rekening met wet- en regelgeving op het gebied van gelijke behandeling en met wet- en regelgeving rond de Pensioenwet. Dit is alleen anders indien deze bepalingen direct van invloed (kunnen) zijn op de toepassing van de fiscale wetgeving, zo valt te lezen in het onderdeel ‘taak en werkwijze CAP’ op de site.

Natuurlijk is het fiscaal toegestaan om het partnerpensioen bij overlijden voor de pensioendatum uit te drukken in een percentage van de pensioengrondslag in plaats van een percentage van het pensioengevend loon. Door het hanteren van een franchise is de pensioengrondslag immers lager dan het pensioengevend loon. En het daarmee corresponderende partnerpensioen dus ook. Dat dit fiscaal mag, daar heb ik geen V&A van het CAP voor nodig. Minder doen dan fiscaal maximaal is toegestaan, daar heeft de Belastingdienst uiteraard geen enkele moeite mee. Maar, zoals het CAP zelf aangeeft, bemoeit het CAP zich niet met gelijke behandelingswetgeving. Een werkgever die een pensioenregeling voor zijn werknemers heeft, heeft daar echter wel mee te maken. Te vaak heb ik meegemaakt dat werkgevers en adviseurs met een beroep op standpunten van het CAP een pensioenregeling willen die tot (indirect) onderscheid naar leeftijd, burgerlijke staat of geslacht leidt. “Maar de Belastingdienst vindt het goed” is dan vaak het argument. Mijn reactie daarop is dan altijd; “dat moge waar zijn, maar dat wil niet zeggen dat het College voor de Rechten van de Mens dat ook vindt”. Zo leidt het toepassen van de staffels 3 en 4 uit het Staffelbesluit pensioenen tot ongelijke behandeling als gewerkt wordt met sekseafhankelijke risicotarieven. Fiscaal is sprake van een zuivere pensioenregeling, gelijke behandelingstechnisch niet.

En zo is het ook bij een partnerpensioen uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag. Fiscaal blijft dit binnen de kaders van artikel 18b Wet op de loonbelasting 1964 en is er dus geen vuiltje aan de lucht. Maar, zoals het CAP overigens zelf ook aangeeft, hebben vooral (partners van) werknemers met lagere inkomens er nadeel van, wanneer met betrekking tot het partnerpensioen bij overlijden een franchise wordt gehanteerd. Dat komt omdat de franchise voor iedere deelnemer hetzelfde vaste bedrag in euro’s bedraagt. Voor werknemers met een relatief laag inkomen leidt dit er toe dat er een relatief (veel) groter deel van het loon niet pensioengevend is.

Dat blijkt uit het volgende staatje:

salaris

franchise

pensioengrondslag

partnerpensioen €

partnerpensioen % pg

partnerpensioen % s

20000

16322

3678

1839

50

9,2

30000

16322

13678

6839

50

22,8

40000

16322

23678

11839

50

29,5

50000

16322

33678

16839

50

33,7

60000

16322

43678

21839

50

36,4

70000

16322

53678

26839

50

38,3

80000

16322

63678

31839

50

39,8

90000

16322

73678

36839

50

40,9

100000

16322

83678

41839

50

41,8

110000

16322

93678

46839

50

42,6

120000

16322

103678

51839

50

43,1

128810

16322

112488

56244

50

43,7

 

De ervaring leert dat met name jongeren lagere salarissen hebben dan ouderen. Ik sluit dus niet uit dat het uitdrukken van een partnerpensioen in een percentage van de pensioengrondslag leidt tot indirect onderscheid naar leeftijd. En in hoeverre dat is toegestaan, bepaalt niet het CAP maar het College voor de Rechten van de Mens en/of de civiele rechter. Op zijn minst iets om rekening mee te houden bij de advisering op dit punt. Oplossing kan wellicht zijn om voor iedere deelnemer een nabestaandenoverbruggingspensioen toe te zeggen, zoals het CAP ook aangeeft, Dan is er geen sprake meer van onderscheid naar leeftijd. Overigens zie ik ook dan niet in wat de toegevoegde waarde is van een partnerpensioen als percentage van de pensioengrondslag. Ik kan me er nog iets bij voorstellen dat werkgevers aanhikken tegen de kosten van een partnerpensioen van 50% van het pensioengevende loon. Maar ook dat is een maximum en geen absoluut getal. Is 50% te duur, dan kan 40%, 30% of nog minder ook. Waar daarbij de grens ligt waaronder geen sprake meer is van een adequate onderhoudsvoorziening is een vraag die elders beantwoord moet worden.

06092023