Spoiler alert
Consultatieversie Wet toekomst pensioenen; pensioenfondsdenken 

Leestijd 7 minuten 

Half december publiceerde het ministerie van SZW de consultatieversie van de Wet toekomst pensioenen. Zoals zo vaak ademt het wetsvoorstel voornamelijk de geur van pensioenfondsen. Er zijn bijna 7,8 miljoen deelnemers in een pensioenregeling in Nederland. Daarvan zitten er ruim 5,9 miljoen bij een pensioenfonds. Er is dus een substantieel deel van de deelnemers voor wie een verzekeraar (863.000) of een PPI (978.000) de regeling uitvoert. Door pensioenfondsen uitgevoerde regelingen zijn op enkele wezenlijke punten niet te vergelijken met contracten bij een verzekeraar of PPI. Het voornamelijk op de situatie van pensioenfondsen gebaseerde concept wetsvoorstel is dan ook hier en daar voor verzekeraars en PPI-en niet of nauwelijks uitvoerbaar.

Ik noem er vier en geef daarbij ook meteen een mogelijke oplossing aan. Een blog is niet de meest geschikte plek om uitgebreid in te gaan op de consultatieversie. Dat doe ik binnenkort met mijn VU-collega’s van het Expertisecentrum Pensioenrecht. Zie dit blog dus maar als een spoiler alert voor deze uitgebreide vaktechnische reactie.

1.         Artikel 10
Artikel 10 Pensioenwet zoals dat nu luidt, kent maar één premieovereenkomst, waarbinnen we drie varianten onderscheiden. Opbouw van een pensioenbeleggingskapitaal, van een in euro’s gegarandeerd pensioenkapitaal of van een gegarandeerde uitgestelde periodieke uitkering. Met name in rechtstreeks verzekerde regelingen komt het zeer regelmatig voor dat een deelnemer zelf jaarlijks mag bepalen voor welke van deze drie varianten hij zijn beschikbare premie gebruikt. Ongeacht welke keuze hij maakt, blijft op basis van de huidige wettekst sprake van één premieovereenkomst.

Het voorgestelde artikel 10 bevat voor een premieovereenkomst op basis van kapitaaldekking vier varianten in de wettekst zelf. 

Door de gekozen opzet, met telkens een punt komma achter elk onderdeel en het woordje “of” voor het laatste onderdeel, alsmede de memorie van toelichting waarin wordt gesproken over vier afzonderlijke premieovereenkomsten, houdt het maken van de hiervoor genoemde keuze steeds een wijziging van de  pensioenovereenkomst in. Daar is dan dus telkens de medewerking en instemming van de werkgever voor nodig. Dat is een onwenselijke situatie, die de flexibiliteit van de huidige premieregelingen onnodig beperkt.

De oplossing: Schrap in de voorgestelde tekst van artikel 10 in het tweede lid de onderdelen c en d en neem in de memorie van toelichting op dat een verbeterde premieregeling de vorm kan hebben van een zuivere premieregeling, een premie-kapitaalovereenkomst of een premie-uitkeringsovereenkomst.

2.         Artikel 17
Het voorgestelde artikel 17 houdt in dat de door of voor een deelnemer verschuldigde premie een voor alle deelnemers een gelijk percentage van het pensioengevende loon bedraagt.

Voor verschillende vormen van pensioen en voor verschillende pensioenregelingen kunnen de premies weliswaar verschillen, maar het moet in alle gevallen en voor alle uitvoerders gaan om een voor alle deelnemers gelijk percentage van het loon. Het partnerpensioen ter dekking van het risico op overlijden vóór pensioendatum is echter nog steeds een levenslange periodieke uitkering ter grootte van maximaal 50% van het salaris. Verzekeraars kennen geen leeftijdsonafhankelijke premie voor partnerpensioen dat vóór de pensioeningangsdatum verzekerd is als een periodieke uitkering. Verzekeraars kennen voor dergelijke verzekeringen alleen maar een dekking op basis van een actuariële premie. Indien ook voor het partnerpensioen ter dekking van het risico op overlijden vóór de pensioendatum door verzekeraars sprake is van een doorsneepremie, terwijl sprake blijft van een uitkering die is uitgedrukt in een percentage van het salaris, ontstaat ook bij verzekeraars de huidige voor fondsen voorgeschreven doorsneesystematiek, die leidt tot een herverdeling tussen jongere en oudere deelnemers. Voor de jongere deelnemers is de premie ‘te veel’, voor de ouderen ‘te weinig’. Er blijft daarbij dan dus sprake van de huidige doorsneesystematiek die het wetsvoorstel nu juist beoogt te beëindigen.

De oplossing: Redigeer het eerste lid van artikel 17 als volgt: “De door of voor een deelnemer voor een premieovereenkomst op basis van kapitaaldekking verschuldigde premie bedraagt voor alle deelnemers een gelijk percentage van het loon dat voor de pensioenberekening in aanmerking wordt genomen”.

3.         Artikel 81b
Artikel 81b van de Pensioenwet zoals dat nu luidt, bevat een regeling voor de tussentijdse omzetting van pensioenaanspraken op grond van een premieovereenkomst in aanspraken op een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum. Volgens de memorie van toelichting is bij de nieuwe premieovereenkomsten tussentijdse omzetting in een vastgestelde uitkering en tussentijdse waardeoverdracht geen optie meer en kan deze bepaling dus vervallen.

Ook in het nieuwe stelsel kan bij een rechtstreeks verzekerde regeling nog sprake zijn van een vastgestelde uitkering, namelijk bij de premie-uitkeringsovereenkomst. Tevens kan sprake zijn van een vastgesteld kapitaal, namelijk bij de premie-kapitaalovereenkomst. Verzekeraars kunnen de premie-kapitaalovereenkomst en de premie-uitkeringsovereenkomst blijven aanbieden.
Een PPI mag zowel de premie-uitkeringsovereenkomst als de premie-kapitaalovereenkomst niet uitvoeren als sprake is van een gegarandeerde levenslange periodieke uitkering of een in euro's gegarandeerd kapitaal. Een PPI mag immers geen biometrische risico’s lopen en geen garanties geven. Dat is in huidige stelsel zo en blijft ook zo in het nieuwe stelsel.
Deelnemers in een door een PPI uitgevoerde verbeterde premieovereenkomst die op enig moment hun opgebouwde pensioenbeleggingskapitaal willen omzetten in een vaste premie-uitkeringsovereenkomst dan wel een gegarandeerde premie-kapitaalovereenkomst, kunnen dit dus alleen doen door middel van waardeoverdracht naar een verzekeraar. Ook bij nieuwe premieovereenkomsten is tussentijdse omzetting in een vastgestelde uitkering dus – anders dan de memorie van toelichting aangeeft - wel degelijk nog een optie en blijft er behoefte aan een waardeoverdracht ex artikel 81b PW.
De oplossing: Handhaaf de mogelijkheid van tussentijdse waardeoverdracht voor rechtstreeks verzekerde regelingen door artikel 81b niet te schrappen.

4.         Uitvoeren nieuwe contract door verzekeraar
Verzekeraars mogen het nieuwe contract ook uitvoeren. De solidariteitsreserve is een verplicht collectief element van het nieuwe contract. Bij een individuele waardeoverdracht krijgen deelnemers alleen het actuele voor de uitkering gereserveerde pensioenvermogen mee en geen gedeelte van de solidariteitsreserve.

Een deelnemer in een nieuw contract betaalt via (een deel van zijn premie) en/of het niet toekennen van het (volledige) overrendement mee aan (het vullen van) de solidariteitsreserve. Hij heeft bij een rechtstreeks verzekerd contract recht op individuele waardeoverdracht in de in de PW genoemde situaties. De consultatieversie voorziet niet in inhoudelijke wijziging van deze artikelen.

Artikel 32 Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGFO) schrijft voor dat een financiële onderneming die financiële producten aanbiedt of samenstelt en in de markt verkrijgbaar stelt, beschikt over adequate procedures en maatregelen die waarborgen dat hij bij de ontwikkeling van het financieel product op een evenwichtige wijze rekening houdt met de belangen van de consument, cliënt en, indien van toepassing, de begunstigde van het financieel product en dat het financieel product aantoonbaar het resultaat is van deze belangenafweging. Dit zogenoemde Product Approval Process geldt ook voor pensioenverzekeraars en door hen aangeboden producten.
Een pensioenverzekeraar kan naast het nieuwe contract ook een verbeterde premieregeling aanbieden. Bij een dergelijke regeling is geen sprake van een solidariteitsreserve en krijgt de deelnemer het volledige van uit zijn beschikbare premies gevormde voor de uitkering gereserveerde vermogen mee bij een individuele waardeoverdracht. Een pensioenverzekeraar die producten aanbiedt op grond waarvan een deelnemer die gebruik wil maken van zijn recht op individuele waardeoverdracht in het ene geval (bij het nieuwe contract) een overdrachtswaarde krijgt die lager is dan in het andere geval (bij de verbeterde premieregeling) waarborgt daarbij niet (of onvoldoende) dat op evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de belangen van deze deelnemers. En handelt als zodanig dus niet conform artikel 32 BGFO. Een dergelijk product zou dus niet door het Product Approval Process van een verzekeraar moeten komen.

13012021