Waarom een kruimel 120 keer groter is dan een snipper.

Het pensioenjargon is kleurrijk en voor niet-ingewijden soms lastig te volgen. Denkt de gemiddelde Nederlander bij het begrip franchise aan ketens als Mc Donald's, Hema of Albert Heijn, de pensioenjunk koppelt het meteen aan de AOW. Sinds kort kennen we twee nieuwe – taalkundig fraaie - begrippen; het kruimelpensioen en het snipperpensioen. En daarbij doet zich de boeiende vraag voor; hoe verhoudt zich een kruimel tot een snipper?

Het begrip kruimelpensioen stamt uit 2015 toen de Wet vereenvoudiging regelingen SVB per 1 april in werking trad. Sindsdien moet iemand minimaal één kalenderjaar verzekerd zijn geweest voor de AOW om voor een AOW-uitkering in aanmerking te komen. AOW-uitkeringen die zijn opgebouwd als iemand minder dan een jaar verzekerd is geweest, zijn zo klein dat ze ook wel ‘kruimelpensioenen’ worden genoemd. De wijziging van de AOW per 1 april 2015 wordt ook wel aangeduid als ‘afschaffing van het kruimelpensioen’.

Ook bij de aanvullende pensioenen in de tweede pijler kennen we de mogelijkheid om kleine pensioenen uit de administratie van de pensioenuitvoerder te halen. Uit efficiency overwegingen mogen pensioenuitvoerders pensioenen die bij het beëindigen van de deelneming minder bedragen dan € 467,89 per jaar afkopen. De pensioengerechtigde krijgt dan, in plaats van het recht op een levenslange periodieke uitkering, de contante waarde daarvan in één keer uitgekeerd.
Inmiddels ligt er een wetsvoorstel voor advies bij de Raad van State waarin deze afkoopmogelijkheid wordt vervangen door de mogelijkheid van een simpele waardeoverdracht naar de nieuwe pensioenuitvoerder van de desbetreffende (gewezen) deelnemer. Door het op deze wijze samenvoegen van bij diverse uitvoerders opgebouwde kleine pensioenen, krijgt de deelnemer in plaats van steeds een afkoopsom(metje) voor zijn kleine pensioen, een hoger totaal pensioen. In dit wetsvoorstel staat echter ook de mogelijkheid voor de pensioenuitvoerders om hele kleine pensioenen te laten vervallen, zonder dat hiervoor de afkoopwaarde moet worden uitgekeerd aan de gewezen deelnemer. Van een dergelijk ‘snipperpensioen’ is sprake als de uitkering niet meer bedraag dan € 2 per jaar.

Dat is fors lager dan de aanspraak op AOW die iemand in één jaar opbouwt. De rechtbank Amsterdam becijferde onlangs dat het gaat om een uitkering die in het geval van samenwonen niet meer bedraagt dan ongeveer € 16 en in het geval van een alleenstaande ongeveer € 23 bruto per maand. Gelet op deze beperkte omvang van het kruimelpensioen leidt de afschaffing ervan volgens de rechtbank niet tot een onevenredig zware last voor iemand die minder dan een jaar AOW heeft opgebouwd en is het dus niet in strijd met het recht op bescherming van eigendom zoals gewaarborgd door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees verdrag tot bescherming van de mens en de fundamentele vrijheden. Zie voor een uitgebreide bespreking van het recht op bescherming van eigendom en AOW mijn blog van 8 december 2015.

Op zich een redelijke en begrijpelijke uitspraak. Er is volgens de rechtbank sprake van het in de kern aantasten van de rechten omdat het pensioenrecht op grond van de AOW in het geheel vervalt voor mensen die minder dan één jaar hebben opgebouwd, waarvoor geen compensatie wordt geboden. Maar het kruimelpensioen is niet een uitkering die is bedoeld om als basisinkomen te fungeren.

Toch is het verschil met de benadering in de tweede pijler relatief groot. Daarbij is straks alleen maar sprake van het, zonder tegenprestatie, laten vervallen van pensioenen die minder dan € 2 per jaar opleveren. Een kruimelpensioen daarentegen bedraagt ongeveer twee tientjes per maand, oftewel € 240 per jaar. Een kruimel is kennelijk 120 keer zo groot als een snipper.

 

29082017