Zijn we er toch ingetuind

“Zijn we er toch ingetuind”.  Legendarische woorden van Herman Kuiphof tijdens de door Nederland verloren WK-finale in 1974. Aanleiding was de, uiteindelijk winnende, goal van de Duitse spits Gerd Müller. We waren gewaarschuwd voor deze man die zich ogenschijnlijk houterig en struikelend door het Nederlandse strafschopgebied bewoog. Maar wel altijd scoorde. En dat ontlokte tv-commentator Kuiphof deze verzuchting.

Ik kreeg hetzelfde gevoel toen ik de brief las van minister Koolmees waarin hij aankondigde het wetsvoorstel Wet fuserende bedrijfstakpensioenfondsen in te trekken. Dit wetsvoorstel diende namelijk mede als vehikel om een toezegging van voormalig staatssecretaris Klijnsma van SZW in te vullen en een shoprecht te creëren voor deelnemers aan een netto pensioenregeling bij een pensioenfonds. Dit shoprecht was onderdeel van een pakket maatregelen waarmee de staatssecretaris een probleem voor de pensioenfondsen op het gebied van de te hanteren aankooptarieven oploste. Een pensioenfonds dat een vrijwillige regeling uitvoert in de vorm van een premieovereenkomst mag dit alleen doen als de werkgeversbijdrage in de premie ten minste 10% is, of als op de pensioeningangsdatum het pensioenkapitaal wordt omgezet in een periodieke uitkering in de basisregeling van het fonds. Een netto pensioenregeling is per definitie een premieovereenkomst die in vrijwel alle gevallen volledig door de deelnemer zelf wordt gefinancierd. Doordat de Pensioenwet spreekt van het verplicht ‘omzetten’ van het kapitaal in een periodieke uitkering, heeft de deelnemer geen keuze en kan hij niet naar een andere uitvoerder gaan. Het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling  schreef voor dat het pensioenfonds bij het omzetten van het netto pensioenkapitaal in een direct ingaand netto pensioen een voor de groep deelnemers aan het netto pensioen kostendekkende premie moet hanteren. De Pensioenfederatie schreef in februari 2017 een brandbrief aan de staatssecretaris van SZW waarin het aangaf dat het netto pensioen hierdoor in de praktijk een loos product blijkt. Het netto pensioen was volgens de Pensioenfederatie onder deze inkoopvoorwaarden een voor de deelnemers financieel onaantrekkelijk en zelfs onverantwoord product. Deelnemers kunnen 25 tot 30% van hun inlegkapitaal verliezen. Je kunt je afvragen of de pensioenfondsen dit niet eerder naar potentiële deelnemers hadden kunnen en moeten communiceren. Want doordat deelnemers in een pensioenfonds geen shoprecht hebben, is voor hen sprake van Hotel California. “You can check out any time you want, but you can never leave”. Een nieuwe woekerpensioen affaire dreigde.

Staatssecretaris Klijnsma kwam de pensioenfondsen tegemoet. Zij stelde voor de inkooptarieven voor netto pensioen, onder een drietal aanvullende voorwaarden, dekkingsgraadafhankelijk te maken. Daarmee is de problematiek belangrijk verzacht. De staatssecretaris gaf daarbij echter nadrukkelijk aan dat hierbij hoort dat zij deelnemers een keuze mogelijkheid wil bieden om het netto pensioen te laten uitkeren door een andere pensioenuitvoerder dan het pensioenfonds waar zij hun netto pensioenkapitaal opbouwden. “Daarom beschouwt het kabinet dit als één pakket” schreef ze aan de Kamer.

Voor het aanpassen van de inkooptarieven was wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet noodzakelijk. Dat kon zonder wetswijziging. Voor het introduceren van het shoprecht is wel wetswijziging nodig. Daarom werd er via een nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet fuserende bedrijfstakpensioenfondsen een nieuw artikel in de Pensioenwet voorgesteld dat dit regelde. Shoprecht heeft natuurlijk niets te maken met fuserende BPF-en, maar het komt wel vaker voor om een reeds aanhangig wetsvoorstel te gebruiken als vehikel om een later opgekomen wijziging mee te nemen.

De Pensioenfederatie begon echter een fanatieke lobby tegen dit wetsvoorstel. Als BPF-en alleen op deze wijze kunnen fuseren, voegt het wetsvoorstel niets toe en kon het volgens hen beter worden ingetrokken. Bovendien bevatte het volgens de Pensioenfederatie een “gifpil” in de vorm van het shoprecht. De lobby had succes. Minister Koolmees constateert dat er onvoldoende draagvlak is in de Tweede Kamer en bij de pensioenfondsen en trekt het wetsvoorstel in. En daarmee is ook het shoprecht van tafel.
Shoprecht en pensioenfondsen ligt gevoelig. Als iedere deelnemer kan shoppen, kan dat gevolgen hebben voor de solidariteit en het draagvlak binnen het pensioenfonds. In hoeverre je het daarmee eens of oneens bent, hangt sterk af van je politieke kleur. Maar, bij netto pensioen gaat het om een vrijwillige regeling die deelnemers zelf volledig betalen uit hun netto inkomen en die voorziet in een pensioenkapitaal dat op pensioendatum wordt omgezet in een direct ingaand pensioen. Daarbij spelen de vragen van collectiviteit en solidariteit zoals die bij een bruto pensioen in de vorm van een middelloonregeling aan de orde zijn niet of nauwelijks.

En.…… er was toch sprake van één pakket? Eén pakket dat langs twee wegen moest worden ingevuld. Een wijziging van een besluit en een wijziging van de wet. Wijziging van een besluit kost minder tijd dan wijziging van een wet. De Pensioenfederatie heeft met de wijziging van het besluit de buit binnen. De wetswijziging waarin de deelnemer meer keuzemogelijkheid krijgt om de pensioenuitvoerder te kiezen die hij wil voor zijn vrijwillig en uit netto middelen opgebouwde pensioenkapitaal is vakkundig getorpedeerd.

Zijn we (de deelnemers) er toch ingetuind …………..

21062018